ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

La rectification de la décision directoriale : une nouvelle voie de recours

Une toute récente loi du 15 avril 2018 introduit une nouvelle possibilité de recours fiscal pour le contribuable qui a déjà introduit une réclamation, et qui a reçu une décision directoriale ne lui donnant pas entièrement raison.

Jusqu’à présent, si une procédure de réclamation administrative était introduite, et si une décision directoriale était prise quant à cette réclamation, il devenait impossible de poursuivre la procédure administrative, même si des éléments nouveaux survenaient, ou si, pour l’une ou l’autre cause, un accord devenait envisageable alors qu’il ne l’était pas antérieurement.

Une rectification de l’impôt postérieure à la décision directoriale n’était possible que dans les conditions très strictes de la procédure de dégrèvement d’office (qui suppose que le contribuable démontre l’existence d’une erreur matérielle, ou d’un double emploi, par exemple).

Le contribuable était dès lors contraint d’introduire une action en justice, pour éventuellement déposer ensuite des conclusions d’accord sur certains points devenus non litigieux, s’il parvenait à trouver un accord post-décision directoriale avec l’administration fiscale - ce qui n’est pas rare en matière de frais professionnels ou d’évaluation d’avantages en nature par exemple.

Désormais, le contribuable qui a reçu la décision directoriale peut introduire, contre celle-ci, dans un délai de trois mois, une demande de rectification. Cette demande de rectification reste un recours administratif et ne fait pas appel à la voie judiciaire.

Le but est d’ouvrir la voie à une amélioration de la décision préalablement prise, et cette rectification peut porter tant sur des erreurs que sur une appréciation en fait des circonstances du litige. La nouvelle loi ne précise pas que l’administration ne pourrait pas également revenir sur des points de droit ; au contraire, elle prévoit que le fonctionnaire instructeur peut utiliser tous les moyens d’investigation et de preuve à sa disposition dans le cadre d’une réclamation ordinaire, pour rectifier la décision qui serait erronée.

Il s’agit donc d’une sorte de « recours en appel » de la décision administrative initiale, mais sans devoir faire appel à un juge. La décision prise sur la rectification ne peut pas aggraver la situation du contribuable ; elle peut uniquement soit conserver un statu quo par rapport à la décision directoriale initiale, soit corriger celle-ci en faveur du contribuable.

Si la décision rendue sur la base de la demande de rectification ne satisfait pas le contribuable, il conserve la possibilité d’introduire ensuite un recours judiciaire, mais relevons que le délai pour ce faire est plus court que celui consécutif à une décision directoriale : il est alors d’un mois, au lieu de trois mois.

Cette nouvelle mesure s’inscrit dans une certaine tendance que l’on peut actuellement observer au sein de l’administration fiscale, de « personnaliser » sa relation avec les contribuables, et de multiplier les possibilités d’échanges amiables pouvant conduire à un accord hors du prétoire.

Il peut déjà être prédit qu’en ce qui concerne les questions de principe, il sera sans doute inutile d’utiliser cette voie de recours additionnelle. Mais peut être aura-t-elle un certain impact sur les dossiers qui sont nés d’une incompréhension manifeste entre le contribuable et son contrôleur fiscal, ou de circonstances externes, telles que des pièces n’ayant pu être déposées en temps utile dans le cadre de la procédure de réclamation, mais qui deviennent disponibles après la réception de la décision directoriale.

Avec un brin d’audace, on pourrait même y voir une forme d’« aveu » légistique du fait que les lois fiscales deviennent tellement absconses, qu’il y a désormais lieu d’instituer un véritable « droit de repentir » ayant la décision directoriale pour cible…

Auteur : Severine Segier

De rectificatie van de directoriale beslissing: een nieuw rechtsmiddel

Een hele recente wet van 15 april 2018 voert een nieuwe mogelijkheid van fiscaal beroep in voor de belastingplichtige die reeds een bezwaarschrift heeft ingediend en die een directoriale beslissing heeft gekregen die hem niet volledig gelijk geeft.

Tot op vandaag, indien een administratieve bezwaarprocedure opgestart en indien een directoriale beslissing werd genomen over dit bezwaar, werd het onmogelijk om de administratieve procedure verder te zetten, ook al kwamen er nieuwe elementen boven, of indien, voor de één of andere reden, een akkoord mogelijk werd wat voordien niet het geval was.

Een rectificatie van de belasting van na de directoriale beslissing was slechts mogelijk onder de zeer strikte voorwaarden van de procedure van ontheffing van ambtswege (die veronderstelt dat de belastingplichtige bijvoorbeeld het bestaan van een materiële vergissing of van een dubbel gebruik aantoont).

De belastingplichtige was dus verplicht om een rechtsvordering in te stellen, om eventueel daarna akkoordconclusies neer te leggen over bepaalde punten die onbetwist waren geworden, als hij erin slaagde om een akkoord post-directoriale beslissing kon vinden met de fiscale administratie – wat bijvoorbeeld niet uitzonderlijk is inzake beroepskosten of de evaluatie van voordelen in nature.

Voortaan kan de belastingplichtige die een directoriale beslissing heeft gekregen hiertegen een aanvraag tot rectificatie indienen binnen een termijn van drie maanden. Deze aanvraag tot rectificatie blijft een administratief rechtsmiddel en de rechtbanken komen hier niet in tussen.

De bedoeling is om de weg te openen naar een verbetering van de voorheen genomen beslissing en deze rectificatie kan zowel fouten betreffen als een beoordeling in feite van de omstandigheden van het geschil. De nieuwe wet zegt niet dat de administratie ook niet kan terugkomen op juridische aspecten; integendeel, ze voorziet dat de onderzoekende ambtenaar alle onderzoeks- en bewijsmiddelen die te zijner beschikking staan, mag gebruiken in het kader van een gewoon bezwaarschrift, om de beslissing die verkeerd zou zijn te verbeteren.

Het betreft dus een soort “hoger beroep” van de initiële administratieve beslissing, maar zonder beroep te moeten doen op een rechter. De beslissing die wordt genomen over de rectificatie mag de situatie van de belastingplichtige niet verergeren; ze mag enkel ofwel een status quo behouden vergeleken met de initiële directoriale beslissing, of deze in het voordeel van de belastingplichtige verbeteren.

Indien de beslissing die genomen wordt op basis van de aanvraag tot rectificatie de belastingplichtige niet tevreden stelt, behoudt hij de mogelijkheid om daarna in beroep te gaan bij de rechtbank, maar we moeten zeggen dat de termijn om dit te doen veel korter is dan deze die begint te lopen na een directoriale beslissing: deze termijn bedraagt één maand in plaats van drie maanden.

Deze nieuwe maatregel past in een zekere tendens die we momenteel opmerken binnen de fiscale administratie, om haar relatie van de belastingplichtigen “te personaliseren” en de mogelijkheden van minnelijke uitwisselingen te vergroten die kunnen leiden tot een akkoord buiten de rechtszaal.

We kunnen nu al voorspellen dat wat betreft de principiële aspecten, het zonder twijfel onnodig zal zijn om dit bijkomend rechtsmiddel te gebruiken. Maar misschien zal ze een zekere impact hebben op de dossiers die ontstaan zijn uit een manifest onbegrip tussen de belastingplichtige en zijn belastingcontroleur of uit externe omstandigheden, zoals stukken die niet tijdig konden worden neergelegd in het kader van een bezwaarprocedure, maar die beschikbaar worden na het ontvangen van de directoriale beslissing.

Met een dosis moed kunnen we er zelfs een vorm van wetgevende « schuldbekentenis » in zien aangezien dat de fiscale wetten zodanig onbegrijpelijk worden, dat het nodig wordt om een echt « berouwrecht » in te voeren met de directoriale beslissing als doel…

Auteur : Severine Segier
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator