ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Dividendes de source française : le Conseil d’Etat français favorable aux résidents belges

Le Conseil d’Etat français a tranché la problématique relative aux dividendes de source française perçus par des résidents belges.

En vertu de la convention préventive de double imposition conclue entre la Belgique et la France, les dividendes sont imposables dans l’Etat de résidence du bénéficiaire des dividendes mais ceux-ci peuvent également faire l’objet d’une retenue à la source de maximum 15% du montant brut des dividendes par l’Etat dont la société qui paie les dividendes est un résident.

En pratique, lorsqu’un résident belge perçoit des dividendes d’une société française, ceux-ci sont imposés en Belgique et font par ailleurs l’objet d’une retenue à la source de maximum 15% en France.

En vue d’éviter la double imposition, un mécanisme d’imputation par la Belgique de la quotité forfaitaire d’impôt étranger est prévu mais cette quotité est actuellement fixée à 0%.

Dès lors, le résident belge est doublement imposé sur les dividendes perçus de sociétés françaises.

Bien que cette jurisprudence soit critiquable, la Cour de justice de l’Union européenne a déjà jugé dans le passé qu’une telle situation était conforme au droit européen et qu’elle était due à l’exercice parallèle des compétences fiscales de deux Etats membres en l’absence d’harmonisation fiscale européenne (affaires Kerckhaert-Morres et Damseaux).

Le Conseil d’Etat français apporte une lueur d’espoir aux résidents belges concernés par cette problématique. En effet, dans un arrêt du 7 mai 2014, cette haute juridiction a eu à examiner un pourvoi relatif à une affaire dans laquelle un résident belge avait perçu des dividendes de source française sur lesquels avait été prélevée une retenue à la source au taux de 15%.

Cette juridiction rappelle que selon la Cour de justice de l'Union européenne, les désavantages pouvant découler de l'exercice parallèle des compétences fiscales des différents Etats membres, pour autant qu'un tel exercice ne soit pas discriminatoire, ne constituent pas des restrictions interdites par le Traité. Cependant, elle relève également que lorsqu'un Etat membre exerce sa compétence fiscale à l'égard de contribuables résidents et non résidents, la différence de traitement entre les contribuables selon leur Etat de résidence doit concerner des situations qui ne sont pas objectivement comparables ou être justifiée par une raison impérieuse d'intérêt général.

En ce qui concerne la problématique de la double imposition des bénéfices distribués par une société française, le Conseil d'Etat est d'avis, tout comme la Cour administrative d'appel de Paris, que la situation des actionnaires non-résidents français est objectivement comparable à celle des résidents dès lors que la France assujettit à l'impôt tant les résidents français que les personnes résidant hors de France à raison des dividendes de source française qu'elles perçoivent.

Le Conseil d'Etat estime qu'un résident belge percevant des dividendes de source française fait l'objet d'une discrimination par rapport à un actionnaire résident en France et que cette discrimination résulte de la législation française.

Dans l’affaire en question, la Cour administrative d’appel qui n’avait pas connaissance de la situation personnelle du résident belge en cause a comparé la retenue à la source de 15% supportée par celui-ci à la charge fiscale supportée respectivement par un contribuable célibataire domicilié en France et par un couple de contribuables soumis à une imposition commune domiciliés en France percevant le même montant de dividendes.

Suite à cette comparaison, il s’est avéré que dans tous les cas, l’imposition supportée par les résidents français était inférieure à la retenue à la source acquitté par le résident belge, ce qui démontrait le traitement défavorable réservé à ce dernier.

Dès lors, la Cour administrative d’appel de Paris a ordonné la restitution de la retenue à la source appliquée au résident belge. Cette solution a été validée par le Conseil d’Etat français qui a rejeté le pourvoi dirigé contre cet arrêt. Il s’agit là d’une évolution positive pour les résidents belges qui pourront désormais plus facilement contester la retenue à la source opérée sur les dividendes attribuées par une société française.

Auteur : Lida Achtari

Dividenden van Franse oorsprong: de Franse Raad van State spreekt zich uit in het voordeel van de Belgische ingezetenen

De Franse Raad van State heeft uitspraak gedaan over de problematiek van de dividenden van Franse oorsprong die door Belgische ingezetenen worden ontvangen.

Krachtens het verdrag ter voorkoming van de dubbele belasting die tussen België en Frankrijk werd afgesloten, zijn de dividenden belastbaar in de staat waar de begunstigde van de dividenden verblijft, maar ze kunnen tevens het voorwerp zijn van een afhouding aan de bron van maximum 15% van het brutobedrag van de dividenden, uitgevoerd door het land waar de vennootschap die de dividenden uitkeert, gevestigd is.

In de praktijk, wanneer een Belgische ingezetene dividenden van een Franse vennootschap ontvangt, worden deze in België belast en zijn ze bijkomend het voorwerp van een afhouding van de bron van maximum 15% in Frankrijk.

Teneinde de dubbele belasting te vermijden, is er in België een aanrekeningsmechanisme van het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting voorzien, maar dit gedeelte is op heden vastgesteld op 0%.

Bijgevolg wordt de Belgische ingezetene dubbel belast op de dividenden die hij ontvangt van Franse vennootschappen.

Hoewel deze rechtspraak betwistbaar is, heeft het Europese Hof van Justitie in het verleden reed geoordeeld dat een dergelijke situatie conform was met het Europese recht en dat ze te wijten was aan de parallelle fiscale bevoegdheidsuitvoering van twee lidstaten in afwezigheid van Europese fiscale harmonisatie ( zaken Kerckhaert-Morres en Damseaux).

De Franse Raad van State brengt een sprankeltje hoop voor de Belgische ingezetenen die met deze problematiek te maken hebben. In een arrest van 7 mei 2014 moest dit hoge rechtscollege een beroep met betrekking tot een zaak onderzoeken in welke een Belgische ingezetene dividenden van Franse oorsprong had ontvangen op welke een afhouding aan de bron van 15% was afgetrokken.

Dit rechtscollege verklaart dat, volgens het Europese Hof van Justitie, de nadelen die uit de parallelle fiscale bevoegdheidsuitvoering van verschillende lidstaten kunnen voortvloeien, voor zover een dergelijke uitvoering niet discriminerend is, geen beperkingen inhouden die door het Verdrag verboden zijn.

Het Hof wijst er echter ook op dat, wanneer een lidstaat haar fiscale bevoegdheid uitoefent ten overstaan van inwonende en niet-inwonende belastingplichtigen, het verschil in behandeling tussen de belastingplichtigen op basis van hun land van herkomst op situaties moet betrekking hebben die niet objectief vergelijkbaar zijn of gerechtvaardigd moet zijn door een dwingende reden van algemeen belang.

Wat betreft de problematiek van de dubbele belasting van winsten uitgekeerd door een Franse vennootschap, is de Raad van State van mening, zoals ook het Administratief Hof van Beroep van Parijs, dat de situatie van de aandeelhouders die geen Franse ingezetenen zijn objectief vergelijkbaar is met deze van ingezetenen en dus onderwerpt Frankrijk zowel de Franse ingezetenen als deze die buiten Frankrijk wonen aan belastingen op grond van dividenden van Franse oorsprong die zij ontvangen.

De Raad van State is van mening dat een Belgische ingezetene die dividenden van Franse oorsprong ontvangt, het voorwerp is van een discriminatie vergeleken met een aandeelhouder die in Frankrijk gevestigd is en dat deze discriminatie voortkomt uit de Franse wetgeving.

In de desbetreffende zaak heeft het Administratief Hof van Beroep, dat geen kennis had van de persoonlijke situatie van de Belgische ingezetene in kwestie, de afhouding aan de bron van 15% die door hem werden gedragen, vergeleken met de fiscale last die wordt gedragen door respectievelijk een alleenstaande belastingplichtige die in Frankrijk woont en door een koppel belastingplichtigen met een gemeenschappelijke belastingaangifte die in Frankrijk woonachtig zijn en die hetzelfde bedrag aan dividenden ontvangen.

Na deze vergelijking is gebleken dat de belasting die door de Franse inwoners worden gedragen, in alle gevallen lager was dan de afhouding aan de bron betaald door de Belgische ingezetene, wat de nadelige behandeling van deze laatste aantoonde.

Bijgevolg heeft het Administratief Hof van Beroep van Parijs de terugbetaling gelast van de afhouding aan de bron die aan de Belgische ingezetene werd opgelegd. Deze oplossing werd gevalideerd door de Franse Raad van State die het beroep dat tegen dit arrest werd ingesteld, verworpen heeft.

Het betreft hier een positieve evolutie voor de Belgische ingezetenen die voortaan veel gemakkelijker de afhouding aan de bron kunnen betwisten die op dividenden wordt toegepast die toegekend zijn door een Franse vennootschap.

Auteur : Lida Achtari
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator